SKU: TM.03100SET

Prout edition. No. 14 There were Shepherds Abiding in the Field; And Lo The Angel Of The Lord Came Upon Them; No. 15 And The Angel Said Unto Them; No. 16 And Suddenly There Was With The Angel; No. 17 Glory to God. Sc pg 117-126.

SKU: BT.DHP-1135396-020

9x12 inches. English-Dutch.

This musical fantasy depicts the history of the Dutch fortified town of Elburg. The work begins with an atmospheric medieval picture of the Convent of St Agnes, the nunnery that was built in the first half of the 15th century. We hear the sound of the convent bells together with an upward motif, which will reappear later in the work. Next, the rest of Elburg is featured, including the fortress - from which the bells of the Sint-Nicolaaskerk (Saint Nicholas Church) are ringing. Then, cheerful sounds can be heard at the Vischpoort (Fish Gate), where a dancing group is performing a 16th century French folk dance (a branle des chevaux). We also hear old wagons rumbling over the town’scobble stones. Trade made this Hanseatic town a lively place. The repetitive upward motif first heard in the introduction now develops into a more distinct feature, reflecting the mercantile spirit of the town residents.Then follows the slow middle movement, in which the clock has been turned back to the time when Elburg was still lying on the Zuiderzee (which was a bay of the North Sea), and was struggling with floods. After the second St. Marcellus Flood (1362) and the water flood of 1367 it was decided that the town would be relocated. We now hear the theme of branle des chevaux in a minor key, followed by a death bell sounding in remembrance of the drowned citizens of the former town. Back in our own time, a slow, expressive theme in Baroque style mirrors Elburg’s tranquil places, such as the Feithenhof (Feithen Court) and the Weduwenhofje (Widow Court). Then the bustle returns with motifs from the introduction, followed by an attractive theme in which present-day Elburg is portrayed with its many tourists. Now, suddenly, there is an echo from the past, depicting the dramatic floods and wars that once plagued the town. This leads to the grand closing theme: branle des chevaux is heard for a final time from the perspective of the historic town centre.

Deze muzikale fantasie vertelt de geschiedenis van de Nederlandse vestingstad Elburg. Het werk begint met een middeleeuws sfeerbeeld vanuit het Agnietenklooster, het nonnenklooster dat in de eerste helft van de 15e eeuw werd gebouwd. We horen de kloosterklok samen met een opwaarts motief, dat ook later in het werk terugkomt. Vervolgens komt de rest van Elburg aan bod, inclusief de vesting - van waaruit de klokken van de Grote of Sint-Nicolaaskerk weergalmen. Dan klinken bij de Vischpoort de vrolijke geluiden van een dansgroep die daar een 16e-eeuwse Franse volksdans (branle des chevaux) uitvoert. Ook horen we oude karren over de kinderkopjes van de stad denderen. Dehandel maakt deze Hanzestad tot een levendige plaats. Het zich steeds herhalende opwaartse motief uit de inleiding krijgt hier een nadrukkelijker karakter en verbeeldt de handelsgeest van de stedelingen.Dan volgt het langzame middendeel, waarin de klok wordt teruggedraaid naar de tijd dat Elburg nog direct aan de Zuiderzee lag en te kampen had met overstromingen. Na de tweede Sint-Marcellusvloed (1362) en de watervloed van 1367 werd besloten dat de stad verplaatst zou worden. We horen het thema van de branle des chevaux in mineur, gevolgd door een doodsklok, die de verdronken inwoners van de voormalige stad herdenkt. Terug in onze eigen tijd verklankt een langzaam, expressief thema in barokke stijl de verstilde plekken in de stad, zoals het Feithenhof en het Weduwenhofje. Dan keert de levendigheid terug met motieven uit de inleiding, gevolgd door een aansprekend thema waarin het Elburg van nu met zijn vele toeristen doorklinkt. Plotseling is er dan nog even een echo uit het verleden: de dramatiek van de overstromingen en oorlogen die de stad ooit teisterden. Hieruit vloeit het grootse slotthema voort: de branle des chevaux is voor de laatste keer te horen vanuit het perspectief van de historische binnenstad.

SKU: BT.DHP-1135396-120

9x12 inches. English-Dutch.

This musical fantasy depicts the history of the Dutch fortified town of Elburg. The work begins with an atmospheric medieval picture of the Convent of St Agnes, the nunnery that was built in the first half of the 15th century. We hear the sound of the convent bells together with an upward motif, which will reappear later in the work. Next, the rest of Elburg is featured, including the fortress - from which the bells of the Sint-Nicolaaskerk (Saint Nicholas Church) are ringing. Then, cheerful sounds can be heard at the Vischpoort (Fish Gate), where a dancing group is performing a 16th century French folk dance (a branle des chevaux). We also hear old wagons rumbling over the town’scobble stones. Trade made this Hanseatic town a lively place. The repetitive upward motif first heard in the introduction now develops into a more distinct feature, reflecting the mercantile spirit of the town residents.Then follows the slow middle movement, in which the clock has been turned back to the time when Elburg was still lying on the Zuiderzee (which was a bay of the North Sea), and was struggling with floods. After the second St. Marcellus Flood (1362) and the water flood of 1367 it was decided that the town would be relocated. We now hear the theme of branle des chevaux in a minor key, followed by a death bell sounding in remembrance of the drowned citizens of the former town. Back in our own time, a slow, expressive theme in Baroque style mirrors Elburg’s tranquil places, such as the Feithenhof (Feithen Court) and the Weduwenhofje (Widow Court). Then the bustle returns with motifs from the introduction, followed by an attractive theme in which present-day Elburg is portrayed with its many tourists. Now, suddenly, there is an echo from the past, depicting the dramatic floods and wars that once plagued the town. This leads to the grand closing theme: branle des chevaux is heard for a final time from the perspective of the historic town centre.

Deze muzikale fantasie vertelt de geschiedenis van de Nederlandse vestingstad Elburg. Het werk begint met een middeleeuws sfeerbeeld vanuit het Agnietenklooster, het nonnenklooster dat in de eerste helft van de 15e eeuw werd gebouwd. We horen de kloosterklok samen met een opwaarts motief, dat ook later in het werk terugkomt. Vervolgens komt de rest van Elburg aan bod, inclusief de vesting - van waaruit de klokken van de Grote of Sint-Nicolaaskerk weergalmen. Dan klinken bij de Vischpoort de vrolijke geluiden van een dansgroep die daar een 16e-eeuwse Franse volksdans (branle des chevaux) uitvoert. Ook horen we oude karren over de kinderkopjes van de stad denderen. Dehandel maakt deze Hanzestad tot een levendige plaats. Het zich steeds herhalende opwaartse motief uit de inleiding krijgt hier een nadrukkelijker karakter en verbeeldt de handelsgeest van de stedelingen.Dan volgt het langzame middendeel, waarin de klok wordt teruggedraaid naar de tijd dat Elburg nog direct aan de Zuiderzee lag en te kampen had met overstromingen. Na de tweede Sint-Marcellusvloed (1362) en de watervloed van 1367 werd besloten dat de stad verplaatst zou worden. We horen het thema van de branle des chevaux in mineur, gevolgd door een doodsklok, die de verdronken inwoners van de voormalige stad herdenkt. Terug in onze eigen tijd verklankt een langzaam, expressief thema in barokke stijl de verstilde plekken in de stad, zoals het Feithenhof en het Weduwenhofje. Dan keert de levendigheid terug met motieven uit de inleiding, gevolgd door een aansprekend thema waarin het Elburg van nu met zijn vele toeristen doorklinkt. Plotseling is er dan nog even een echo uit het verleden: de dramatiek van de overstromingen en oorlogen die de stad ooit teisterden. Hieruit vloeit het grootse slotthema voort: de branle des chevaux is voor de laatste keer te horen vanuit het perspectief van de historische binnenstad.

SKU: CF.MXE219

ISBN 9781491157794. UPC: 680160916399. 9 x 12 inches.

Preface In 1990, during an intense rehearsal of a Mozart Quartet transcription for flute and strings by Franz Anton Hoffmeister, at the Marblehead Summer Music Festival, a disgruntled violist friend complained about HoffmeisterAs awkward string writing, suddenly daring me to create my own arrangement. I balked. But the following winterA3despite scruples about treading on hallowed groundA3I grew curious and began to experiment. Soon I was hooked on the challenge of learning to speak MozartAs language with conviction. This fascination, encouraged by pianist Richard Goode and other Mozarteans, would eventually generate a total of thirty-nine recreations of Mozart piano sonatas as works for flute and strings. With zero tolerance for alteration of melodic or harmonic materialA3MozartAs friend Hoffmeister had regrettably attempted such A!improvementsA(r)A3I always tried to envision what Mozart himself would have desired. Many of the sonatas can be heard as if they were MozartAs A!blueprintsA(r) of imagined chamber works. Hence my task was to A!flesh outA(r) the keyboard versions as Mozart might have done, had a commission or performance opportunity arisen. I spent hours pondering how Mozart might have set these sonatas in four- or five-part form, providing the needed textural or contrapuntal enhancements. With immersion in the composerAs dialect, various apt solutions presented themselves. The search for the A!rightA(r) one then became a most absorbing study. On the eve of releasing my BognerAs CafA recording of Mozart-Stallman New Quintets (2006), I discovered to my delight that a prominent scholar had long before endorsed such an effort. Eric Blom (1888A+-1959), author of Mozart (1935), had taken note of the four-hand piano works as A!a kind of keyboard chamber music.A(r) Regarding Sonata, K. 497, Mr. Blom had observed that Mozart is often dealing with, not the expected four voices (one to a hand), but five. Blom states: A!The F major Sonata (K. 497) removes us to another worldA3the world of the great chamber music, especially of the string quintets. Indeed an arrangement of some sort for a combination of instruments would make a magnificent concert work of this almost uncomfortably great piece of domestic music.A(r) That Mozart was in 1786 writing for piano duo from a quintet perspective makes sense, as we find him returning to the quintet form with keen interest in his last years, writing four String Quintets, the Clarinet Quintet, rearranging a wind serenade for String Quintet, and leaving several other quintets incomplete. My arrangement presented here is made for flute and strings but is also intended for string quintet. Quintet in F Major for Flute and Strings, K. 497, was completed in 1999 and performed with the Martin Quartet in the Czech Republic prior to recording it in 2004. Mozart had finished the original Sonata in F Major for Piano, Four-Hands, K. 497, on August 1, 1786. It shows the unmistakable influence of Figaro, completed and premiered exactly three months prior. As signaled by the imposing introductory Adagio, the conception is on a grand symphonic scale, all three movements being richly developed with contrapuntal episodes and an abundance of marvelously contrasting textures and themes throughout. Called A!the crowning work of its kindA(r) by Alfred Einstein, the Sonata is laden with examples of MozartAs mercurial originality. Here we have a perfect synthesis of concertante brilliance, operatic intensity and intimate dialogue. The work opens in unison with a probing, minor-tinged Adagio, whose question comes to a pause on the dominant, before being answered with jaunty certainty by the opening theme of the Allegro di moltoA3an F-major tune as sunny and confident as an aria from Figaro itself. This movementAs declamatory A!opera chorusA(r) persistently intones its rhythmic motto over a swirling scale figure. The amorous second theme (initially presented in the first viola) also seems to be plucked from Figaro. The Andante opens with a heavenly melody, which takes as its springboard the Romanza theme from the Horn Concerto in E Major, K. 495, written only five weeks before. The A!love duetA(r) between flute and first viola seems to anticipate the impassioned A!duettingA(r) between violin and viola in the Andante of the String Quintet in C Major, K. 515, written about nine months later. The ingenious stretto canon of the AndanteAs middle section requires the precision of a Swiss clock (which its chiming thirds recall). Affecting bucolic codettas close each of the main sections of the movement. In the final Allegro, a rondo in 6/8a time, the puckish, yet aristocratic character of the opening theme contrasts with the bumptious, popular tune used for the second theme (heard first in the violin and then the flute, over pizzicato cello). Lilting hymn-like episodes in three, four- and finally five-part counterpoint are repeatedly interrupted by startling scale figures that rise up in furioso episodes throughout the movement. As in the A!Swiss clockA(r) section of the Andante, Mozart uses a stretto imitation treatment with this tempest theme, thereby heightening both intensity and sense of instability. I am most grateful to the adventuresome Martin Quartet for their warm support and collaboration over the years with several of my arrangements, and to my friend Edwin Swanborn for the original typesetting of this score. Gratitude is also due Weekend Edition, Performance Today and innumerable classical stations across the United States for their enthusiastic and repeated airings of my A!newA(r) Mozart Quintet endeavorsA3and most of all, to violist Katherine Murdock for that dare in 1990. A3Compiled from the writings of Robert Stallman by Hannah Woods Stallman, February 2, 2020.
Preface In 1990, during an intense rehearsal of a Mozart Quartet transcription for flute and strings by Franz Anton Hoffmeister, at the Marblehead Summer Music Festival, a disgruntled violist friend complained about Hoffmeisteris awkward string writing, suddenly daring me to create my own arrangement. I balked. But the following winterodespite scruples about treading on hallowed groundoI grew curious and began to experiment. Soon I was hooked on the challenge of learning to speak Mozartis language with conviction. This fascination, encouraged by pianist Richard Goode and other Mozarteans, would eventually generate a total of thirty-nine recreations of Mozart piano sonatas as works for flute and strings. With zero tolerance for alteration of melodic or harmonic materialoMozartis friend Hoffmeister had regrettably attempted such iimprovementsioI always tried to envision what Mozart himself would have desired. Many of the sonatas can be heard as if they were Mozartis iblueprintsi of imagined chamber works. Hence my task was to iflesh outi the keyboard versions as Mozart might have done, had a commission or performance opportunity arisen. I spent hours pondering how Mozart might have set these sonatas in four- or five-part form, providing the needed textural or contrapuntal enhancements. With immersion in the composeris dialect, various apt solutions presented themselves. The search for the irighti one then became a most absorbing study. On the eve of releasing my Bogneris CafE recording of Mozart-Stallman New Quintets (2006), I discovered to my delight that a prominent scholar had long before endorsed such an effort. Eric Blom (1888n1959), author of Mozart (1935), had taken note of the four-hand piano works as ia kind of keyboard chamber music.i Regarding Sonata, K. 497, Mr. Blom had observed that Mozart is often dealing with, not the expected four voices (one to a hand), but five. Blom states: iThe F major Sonata (K. 497) removes us to another worldothe world of the great chamber music, especially of the string quintets. Indeed an arrangement of some sort for a combination of instruments would make a magnificent concert work of this almost uncomfortably great piece of domestic music.i That Mozart was in 1786 writing for piano duo from a quintet perspective makes sense, as we find him returning to the quintet form with keen interest in his last years, writing four String Quintets, the Clarinet Quintet, rearranging a wind serenade for String Quintet, and leaving several other quintets incomplete. My arrangement presented here is made for flute and strings but is also intended for string quintet. Quintet in F Major for Flute and Strings, K. 497, was completed in 1999 and performed with the Martin Quartet in the Czech Republic prior to recording it in 2004. Mozart had finished the original Sonata in F Major for Piano, Four-Hands, K. 497, on August 1, 1786. It shows the unmistakable influence of Figaro, completed and premiered exactly three months prior. As signaled by the imposing introductory Adagio, the conception is on a grand symphonic scale, all three movements being richly developed with contrapuntal episodes and an abundance of marvelously contrasting textures and themes throughout. Called ithe crowning work of its kindi by Alfred Einstein, the Sonata is laden with examples of Mozartis mercurial originality. Here we have a perfect synthesis of concertante brilliance, operatic intensity and intimate dialogue. The work opens in unison with a probing, minor-tinged Adagio, whose question comes to a pause on the dominant, before being answered with jaunty certainty by the opening theme of the Allegro di moltooan F-major tune as sunny and confident as an aria from Figaro itself. This movementis declamatory iopera chorusi persistently intones its rhythmic motto over a swirling scale figure. The amorous second theme (initially presented in the first viola) also seems to be plucked from Figaro. The Andante opens with a heavenly melody, which takes as its springboard the Romanza theme from the Horn Concerto in E Major, K. 495, written only five weeks before. The ilove dueti between flute and first viola seems to anticipate the impassioned iduettingi between violin and viola in the Andante of the String Quintet in C Major, K. 515, written about nine months later. The ingenious stretto canon of the Andanteis middle section requires the precision of a Swiss clock (which its chiming thirds recall). Affecting bucolic codettas close each of the main sections of the movement. In the final Allegro, a rondo in 6/8+time, the puckish, yet aristocratic character of the opening theme contrasts with the bumptious, popular tune used for the second theme (heard first in the violin and then the flute, over pizzicato cello). Lilting hymn-like episodes in three, four- and finally five-part counterpoint are repeatedly interrupted by startling scale figures that rise up in furioso episodes throughout the movement. As in the iSwiss clocki section of the Andante, Mozart uses a stretto imitation treatment with this tempest theme, thereby heightening both intensity and sense of instability. I am most grateful to the adventuresome Martin Quartet for their warm support and collaboration over the years with several of my arrangements, and to my friend Edwin Swanborn for the original typesetting of this score. Gratitude is also due Weekend Edition, Performance Today and innumerable classical stations across the United States for their enthusiastic and repeated airings of my inewi Mozart Quintet endeavorsoand most of all, to violist Katherine Murdock for that dare in 1990. oCompiled from the writings of Robert Stallman by Hannah Woods Stallman, February 2, 2020.
Preface In 1990, during an intense rehearsal of a Mozart Quartet transcription for flute and strings by Franz Anton Hoffmeister, at the Marblehead Summer Music Festival, a disgruntled violist friend complained about Hoffmeister's awkward string writing, suddenly daring me to create my own arrangement. I balked. But the following winter--despite scruples about treading on hallowed ground--I grew curious and began to experiment. Soon I was hooked on the challenge of learning to speak Mozart's language with conviction. This fascination, encouraged by pianist Richard Goode and other Mozarteans, would eventually generate a total of thirty-nine recreations of Mozart piano sonatas as works for flute and strings. With zero tolerance for alteration of melodic or harmonic material--Mozart's friend Hoffmeister had regrettably attempted such improvements--I always tried to envision what Mozart himself would have desired. Many of the sonatas can be heard as if they were Mozart's blueprints of imagined chamber works. Hence my task was to flesh out the keyboard versions as Mozart might have done, had a commission or performance opportunity arisen. I spent hours pondering how Mozart might have set these sonatas in four- or five-part form, providing the needed textural or contrapuntal enhancements. With immersion in the composer's dialect, various apt solutions presented themselves. The search for the right one then became a most absorbing study. On the eve of releasing my Bogner's Cafe recording of Mozart-Stallman New Quintets (2006), I discovered to my delight that a prominent scholar had long before endorsed such an effort. Eric Blom (1888-1959), author of Mozart (1935), had taken note of the four-hand piano works as a kind of keyboard chamber music. Regarding Sonata, K. 497, Mr. Blom had observed that Mozart is often dealing with, not the expected four voices (one to a hand), but five. Blom states: The F major Sonata (K. 497) removes us to another world--the world of the great chamber music, especially of the string quintets. Indeed an arrangement of some sort for a combination of instruments would make a magnificent concert work of this almost uncomfortably great piece of domestic music. That Mozart was in 1786 writing for piano duo from a quintet perspective makes sense, as we find him returning to the quintet form with keen interest in his last years, writing four String Quintets, the Clarinet Quintet, rearranging a wind serenade for String Quintet, and leaving several other quintets incomplete. My arrangement presented here is made for flute and strings but is also intended for string quintet. Quintet in F Major for Flute and Strings, K. 497, was completed in 1999 and performed with the Martinu Quartet in the Czech Republic prior to recording it in 2004. Mozart had finished the original Sonata in F Major for Piano, Four-Hands, K. 497, on August 1, 1786. It shows the unmistakable influence of Figaro, completed and premiered exactly three months prior. As signaled by the imposing introductory Adagio, the conception is on a grand symphonic scale, all three movements being richly developed with contrapuntal episodes and an abundance of marvelously contrasting textures and themes throughout. Called the crowning work of its kind by Alfred Einstein, the Sonata is laden with examples of Mozart's mercurial originality. Here we have a perfect synthesis of concertante brilliance, operatic intensity and intimate dialogue. The work opens in unison with a probing, minor-tinged Adagio, whose question comes to a pause on the dominant, before being answered with jaunty certainty by the opening theme of the Allegro di molto--an F-major tune as sunny and confident as an aria from Figaro itself. This movement's declamatory opera chorus persistently intones its rhythmic motto over a swirling scale figure. The amorous second theme (initially presented in the first viola) also seems to be plucked from Figaro. The Andante opens with a heavenly melody, which takes as its springboard the Romanza theme from the Horn Concerto in E<= Major, K. 495, written only five weeks before. The love duet between flute and first viola seems to anticipate the impassioned duetting between violin and viola in the Andante of the String Quintet in C Major, K. 515, written about nine months later. The ingenious stretto canon of the Andante's middle section requires the precision of a Swiss clock (which its chiming thirds recall). Affecting bucolic codettas close each of the main sections of the movement. In the final Allegro, a rondo in 6/8 time, the puckish, yet aristocratic character of the opening theme contrasts with the bumptious, popular tune used for the second theme (heard first in the violin and then the flute, over pizzicato cello). Lilting hymn-like episodes in three, four- and finally five-part counterpoint are repeatedly interrupted by startling scale figures that rise up in furioso episodes throughout the movement. As in the Swiss clock section of the Andante, Mozart uses a stretto imitation treatment with this tempest theme, thereby heightening both intensity and sense of instability. I am most grateful to the adventuresome Martinu Quartet for their warm support and collaboration over the years with several of my arrangements, and to my friend Edwin Swanborn for the original typesetting of this score. Gratitude is also due Weekend Edition, Performance Today and innumerable classical stations across the United States for their enthusiastic and repeated airings of my new Mozart Quintet endeavors--and most of all, to violist Katherine Murdock for that dare in 1990. --Compiled from the writings of Robert Stallman by Hannah Woods Stallman, February 2, 2020.
PrefaceIn 1990, during an intense rehearsal of a Mozart Quartet transcription for flute and strings by Franz Anton Hoffmeister, at the Marblehead Summer Music Festival, a disgruntled violist friend complained about Hoffmeister’s awkward string writing, suddenly daring me to create my own arrangement. I balked. But the following winter—despite scruples about treading on hallowed ground—I grew curious and began to experiment. Soon I was hooked on the challenge of learning to speak Mozart’s language with conviction. This fascination, encouraged by pianist Richard Goode and other Mozarteans, would eventually generate a total of thirty-nine recreations of Mozart piano sonatas as works for flute and strings.With zero tolerance for alteration of melodic or harmonic material—Mozart’s friend Hoffmeister had regrettably attempted such “improvements”—I always tried to envision what Mozart himself would have desired. Many of the sonatas can be heard as if they were Mozart’s “blueprints” of imagined chamber works. Hence my task was to “flesh out” the keyboard versions as Mozart might have done, had a commission or performance opportunity arisen. I spent hours pondering how Mozart might have set these sonatas in four- or five-part form, providing the needed textural or contrapuntal enhancements. With immersion in the composer’s dialect, various apt solutions presented themselves. The search for the “right” one then became a most absorbing study.On the eve of releasing my Bogner’s Café recording of Mozart-Stallman New Quintets (2006), I discovered to my delight that a prominent scholar had long before endorsed such an effort. Eric Blom (1888–1959), author of Mozart (1935), had taken note of the four-hand piano works as “a kind of keyboard chamber music.” Regarding Sonata, K. 497, Mr. Blom had observed that Mozart is often dealing with, not the expected four voices (one to a hand), but five. Blom states: “The F major Sonata (K. 497) removes us to another world—the world of the great chamber music, especially of the string quintets. Indeed an arrangement of some sort for a combination of instruments would make a magnificent concert work of this almost uncomfortably great piece of domestic music.” That Mozart was in 1786 writing for piano duo from a quintet perspective makes sense, as we find him returning to the quintet form with keen interest in his last years, writing four String Quintets, the Clarinet Quintet, rearranging a wind serenade for String Quintet, and leaving several other quintets incomplete. My arrangement presented here is made for flute and strings but is also intended for string quintet.Quintet in F Major for Flute and Strings, K. 497, was completed in 1999 and performed with the Martinů Quartet in the Czech Republic prior to recording it in 2004. Mozart had finished the original Sonata in F Major for Piano, Four-Hands, K. 497, on August 1, 1786. It shows the unmistakable influence of Figaro, completed and premiered exactly three months prior. As signaled by the imposing introductory Adagio, the conception is on a grand symphonic scale, all three movements being richly developed with contrapuntal episodes and an abundance of marvelously contrasting textures and themes throughout. Called “the crowning work of its kind” by Alfred Einstein, the Sonata is laden with examples of Mozart’s mercurial originality. Here we have a perfect synthesis of concertante brilliance, operatic intensity and intimate dialogue.The work opens in unison with a probing, minor-tinged Adagio, whose question comes to a pause on the dominant, before being answered with jaunty certainty by the opening theme of the Allegro di molto—an F-major tune as sunny and confident as an aria from Figaro itself. This movement’s declamatory “opera chorus” persistently intones its rhythmic motto over a swirling scale figure. The amorous second theme (initially presented in the first viola) also seems to be plucked from Figaro.The Andante opens with a heavenly melody, which takes as its springboard the Romanza theme from the Horn Concerto in E≤ Major, K. 495, written only five weeks before. The “love duet” between flute and first viola seems to anticipate the impassioned “duetting” between violin and viola in the Andante of the String Quintet in C Major, K. 515, written about nine months later. The ingenious stretto canon of the Andante’s middle section requires the precision of a Swiss clock (which its chiming thirds recall). Affecting bucolic codettas close each of the main sections of the movement.In the final Allegro, a rondo in 6/8 time, the puckish, yet aristocratic character of the opening theme contrasts with the bumptious, popular tune used for the second theme (heard first in the violin and then the flute, over pizzicato cello). Lilting hymn-like episodes in three, four- and finally five-part counterpoint are repeatedly interrupted by startling scale figures that rise up in furioso episodes throughout the movement. As in the “Swiss clock” section of the Andante, Mozart uses a stretto imitation treatment with this tempest theme, thereby heightening both intensity and sense of instability.I am most grateful to the adventuresome Martinů Quartet for their warm support and collaboration over the years with several of my arrangements, and to my friend Edwin Swanborn for the original typesetting of this score. Gratitude is also due Weekend Edition, Performance Today and innumerable classical stations across the United States for their enthusiastic and repeated airings of my “new” Mozart Quintet endeavors—and most of all, to violist Katherine Murdock for that dare in 1990.—Compiled from the writings of Robert Stallmanby Hannah Woods Stallman,February 2, 2020.